DSC_5860

Rente op Aandeelhoudersleningen: Overeengekomen Rentepercentage is niet volgens Arm’s Length principe

Nederlandse rechter oordeelt dat in deze specifieke zaak een rente op een aandeelhouderslening van meer dan 4,25% niet zakelijk is, waarbij het surplus wordt behandeld als een fictief dividend voor belastingdoeleinden.

Lees meer

Samenvatting

De belastingplichtige beheert en belegt in commercieel vastgoed. Om dit te financieren heeft zij leningen afgesloten bij haar buitenlandse aandeelhouders tegen een rentepercentage van 8%.
Dit artikel onderzoekt een recente uitspraak van de Nederlandse rechter (ECLI:NL:RBNHO:2024:14223) waarbij de rente op aandeelhoudersleningen gedeeltelijk als niet-zakelijk werd beschouwd. Het vonnis verduidelijkt dat hoewel de leningen zelf als zakelijk werden beschouwd, het overeengekomen rentepercentage van 8% de bovengrens van een acceptabel rentepercentage op basis van het zakelijkheidsbeginsel (4,25%) overschreed, waardoor het surplus een fictief dividend werd dat onderworpen is aan dividendbelasting.

Resultaatgerichte Conclusie

De rechter concludeerde dat hoewel de leningen van aandeelhouders niet werden beschouwd als "onzakelijke leningen" volgens Nederlandse jurisprudentie, het jaarlijkse rentepercentage van 8% boven de bovengrens van een zakelijk rentepercentage lag. Op basis van vergelijkbare gegevens gespecificeerd op de commerciële vastgoedmarkt werd de bovengrens van een zakelijke bandbreedte vastgesteld op 4,25%. Elke rente betaald boven die drempel werd beschouwd als een informele vermogensuitkering — wat Nederlandse dividendbelastingverplichtingen triggerde.
Voor internationaal opererende groepen benadrukt deze rechterlijke uitspraak dat een robuust Transfer Pricing-rapport noodzakelijk maar niet voldoende is. Belastingautoriteiten en de rechter kunnen benchmark studies nog steeds afwijzen als vergelijkbare gevallen niet relevant zijn voor het specifieke leningnemersprofiel of marktomstandigheden.

Begrip van de Redenering van de Rechter

  • Het zakelijke karakter van de leningen
    De Inspecteur betoogde aanvankelijk dat de leningen onzakelijk waren. Zowel de Rechtbank als het Gerechtshof waren het hier niet mee eens. De lener was solvabel, bezat eersteklas verhuurd kantoorpand, had voorspelbare cashflows en behield een BBB– investment grade kredietrating zelfs met een renteverplichting van 8%. Een derde partij had dus kunnen lenen onder vergelijkbare voorwaarden, zij het waarschijnlijk tegen een lager tarief, waardoor de leningen niet worden beschouwd als 'onzakelijke leningen'.
  • Bepalen van het rentepercentage volgens arm’s length princpe
    De Transfer Pricing economische analyse van de belastingplichtige was voornamelijk gebaseerd op publieke obligatiegegevens van banken — inclusief Zuid-Europese uitgevers tijdens de periode na de crisis. De rechter vond deze niet volledig vergelijkbaar met de Nederlandse vastgoedholding. Daarentegen gaven marktrapportages gespecificeerd op commercieel vastgoed en schuldvoorstellen van commerciële kredietverstrekkers aan dat financiering kon worden verkregen tegen 3,0% tot 4,25% zonder bepaalde convenanten. De rechter hanteerde 4,25% als de bovenkant van de acceptabele bandbreedte en verwierp zowel het rentepercentage van 1,78% van de belastingautoriteit als het overeengekomen rentepercentage van 8% op basis van de door de belastingplichtige ingediende benchmark studie.
  • Van overtollige rente naar fictief dividend
    Volgens het Nederlandse recht kan, wanneer rente het zakelijke tarief overschrijdt, het surplus een fictieve winstuitkering vormen. De rechter oordeelde dat zowel de lener (vennootschap) als de kredietverstrekkers (aandeelhouders) zich bewust hadden moeten zijn van het voordeel dat voortvloeide uit het overeengekomen rentepercentage van 8%, gezien de omvang van het verschil tussen het overeengekomen rentepercentage en het zakelijke rentepercentage (8% vs. 4,25%). Het surplus (3,75%) werd dus geherkwalificeerd als een dividend, onderworpen aan 15% Nederlandse dividendbelasting. Volgens de rechter is onvoldoende aangetoond dat een secundaire correctie gerechtvaardigd is.
  • Geen boetes wegens gebrek aan bewezen opzet
    Hoewel aan de test voor fictieve winstuitkering was voldaan, verwierp de rechter de boetes van 50% van de Inspecteur. Dit kwam doordat de belastingplichtige had vertrouwd op professionele Transfer Pricing-studies en vergelijkbare structuren waarbij hogere rentepercentages als zakelijk waren beschouwd. De rechter benadrukte dat Transfer Pricing geen exacte wetenschap is en dat te goeder trouw vertrouwen op deskundigenrapporten de schuld verminderde.
  • Implicaties
    Deze zaak onderstreept de noodzaak van sectorspecifieke vergelijkbare gevallen bij de prijsstelling van intercompany-leningen. Het illustreert ook dat dividendbelastingrisico kan ontstaan uit intragroepsfinanciering, zelfs zonder formele dividenduitkeringen. De bewijslast voor boetes blijft hoog, en de financiële blootstelling aan hoofdbelasting en rente kan nog steeds aanzienlijk zijn.
Belangrijkste Aandachtspunten
De volgende lessen kunnen worden getrokken voor multinationals die aandeelhoudersleningen structureren:
  • Een aandeelhouderslening zelf kan zakelijk van aard zijn, maar het rentepercentage moet nog steeds binnen een zakelijke bandbreedte vallen; in dit geval werd de bovengrens van de bandbreedte bepaald op 4,25%.
  • Transfer Pricing benchmark studies moeten vergelijkbare gevallen gebruiken die relevant zijn voor de specifieke markt, sector en kredietprofiel van de lener; irrelevante gegevens worden genegeerd.
  • Overtollige rente boven het zakelijke tarief kan worden geherkwalificeerd als een fictief dividend, wat dividendbelasting triggert.
  • Bewustzijn van beide partijen (kredietverstrekker en lener) van het voordeel is vereist voor een fictieve winstuitkering; deze bewustzijnstest verschilt echter van de opzet test voor boetes.
  • Het hebben van correcte transfer pricing-documentatie is cruciaal en kan de belastingplichtige beschermen tegen een omkering van de bewijslast en boetes.
*Disclaimer: Dit artikel biedt alleen algemene informatie en vormt geen professioneel advies. Zoek op maat gemaakte begeleiding voordat u handelt.

Gerelateerde artikelen

Klaar om uw fiscale positie te verbeteren en borgen?

Onze ervaren partners staan klaar voor een strategisch gesprek over uw fiscale uitdagingen. Neem contact op.

Telefoon

+31 20 4356 400

Email

contact@borgentax.nl

Lokale expertise, internationale dekking.

Als het Nederlandse lid van het internationale Taxand Global netwerk bieden wij wereldwijde dekking met lokale expertise. Zo bent u verzekerd van effectief advies van hoge kwaliteit, ongeacht waar uw activiteiten zich bevinden.

Meer over Taxand Global
Frame (1)
2500+ adviseurs
Frame (2)
50+ landen
Frame (3)
Tier-1 ranked
  • LinkedIn